“Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis”
en het feest van de “Boodschap aan Maria” die wij op vandaag vieren.
Over Maria’s maagdelijk moederschap vonden wij volgend document met een bezinning door P aus Johannes Paulus II tijdens een audiëntie op 28 januari 1987.
MARIA'S MAAGDELIJKE MOEDERSCHAP
Bijzonder bekend is de tekst van Lucas, omdat hij vaak gelezen wordt in de heilige Mis en ook gebruikt wordt in het gebed van de engel des Heren. Het gedeelte in het evangelie van Lucas beschrijft de boodschap aan Maria die plaats had zes maanden na de aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper. 1 vgl. Lc. 1, 5-25
"De engel Gabriël werd van Godswege gezonden naar een stad in Galilea, tot een maagd die verloofd was met een man die Jozef heette, uit het huis van David; de naam van de maagd was Maria" (Lc. 1, 26). De engel groette haar met de woorden: "Wees gegroet, Maria"; deze woorden werden tot een gebed van de Kerk (salutatio angelica, de groet van de engel). De groet doet Maria schrikken: "Zij schrok van dat woord en vroeg zich af, wat die groet toch wel kon betekenen. ( ... )" (Lc. 1, 29-35). De engel van de verkondiging die als teken het onverwachte moederschap van Elisabeth, de verwante van Maria, die op hoge leeftijd een zoon ontvangen heeft, aanhaalt, voegt toe: "Want voor God is niets onmogelijk. Nu zei Maria: Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar Uw woord" (Lc. 1, 37-38).
Deze tekst uit het evangelie van Lucas ligt ten grondslag aan de leer van de Kerk over het moederschap en over de maagdelijkheid van Maria, uit wie Christus door het werk van de heilige Geest mens geworden geboren is. Het eerste ogenblik van de menswording van de Zoon van God is identiek met de wonderbare ontvangenis die door de heilige Geest plaats vond op het ogenblik waarop Maria haar "ja-woord" sprak: "Mij geschiede naar Uw woord" (Lc. 1, 38).
{....}
2
Het getuigenis van het evangelie over de maagdelijke ontvangenis van Jezus door Maria is van grote theologische betekenis. Hier treft men inderdaad een bijzonder bewijs aan van de goddelijke oorsprong van de zoon van Maria. Het gegeven dat Jezus geen aardse vader heeft, omdat Hij "niet uit de wil van een man" voortgebracht is, benadrukt de waarheid: Hij is de Zoon van God, en Zijn Vader blijft uitsluitend God, ook als Hij de menselijke natuur aanneemt.
De openbaring van het werk van de heilige Geest bij de ontvangenis van Jezus maakt duidelijk dat er in de geschiedenis van de mens het begin gemaakt wordt met een nieuwe, "geestelijke voortbrenging" die een zuiver bovennatuurlijk karakter heeft 2 vgl. I Kor. 15, 45-49. De drieëne God deelt zich op deze wijze door de heilige Geest mee aan het schepsel. Men kan op dit geheim de psalmwoorden toepassen: "Maar zendt Gij Uw geest, dan komt er weer leven, dan maakt Gij Uw schepping weer nieuw" (Ps. 104, 30). De maagdelijke ontvangenis van Jezus die tot stand kwam door het werk van de heilige Geest, is een centraal en alles overtreffend gebeuren in het heilsplan van deze zelfmededeling van God aan het schepsel. Het is het begin van de "nieuwe schepping". God grijpt zo beslissend in in de geschiedenis, omdat Hij de bovennatuurlijke bestemming van de mens, d.w.z. de gerichtheid van alle dingen op Christus, werkelijkheid wil laten worden. Het is de definitieve en beslissende uitdrukking van de verlossende liefde van God voor de mens, waarover wij reeds in de catechesen over de voorzienigheid hebben gesproken.
3
Het schepsel neemt altijd deel aan de realisatie van het heilsplan. Zo is Maria beslissend betrokken bij de ontvangenis van Jezus door het werk van de heilige Geest. Door de boodschap van de engel heeft zij een innerlijke verlichting ontvangen over haar roeping tot moeder en over het behoud van haar maagdelijkheid; hierna drukt zij haar bereidheid en haar toestemming uit en neemt het op zich om het deemoedige werktuig te worden van de "kracht van de Allerhoogste". Het werk van de heilige Geest heeft tot gevolg, dat in Maria moederschap en maagdelijkheid tegelijk op een wijze aanwezig zijn die - voor het verstand weliswaar onbegrijpelijk - helemaal hoort tot het terrein van het liefdevolle initiatief van Gods almacht. In Maria komt de grote profetie van Jesaja tot vervulling: "Zie, de maagd zal ontvangen en een zoon ter wereld brengen" (Jes. 7, 14; vgl. Mt. 1, 22-23); haar maagdelijkheid, in het Oude Testament teken van armoede en van totale beschikbaarheid voor het plan van God, wordt het unieke arbeidsveld van God die Maria uitkiest om de moeder van de Messias te worden.
{...}